|
![]() |
|||||
|
||||||
Om het ijs te breken werd in de eerste
klas van de middelbare school al in de vierde week van
het nieuwe schooljaar een klasseavond georganiseerd.
Iedereen werd geacht het podium in de aula te beklimmen
om een toneelstukje op te voeren, een gedicht te
declameren, een schijngevecht te houden, al stotterend in
vijf minuten drie zinnen te voltooien, te jongleren of
anderszins. Alles naar eigen verkiezing, maar optreden
zou je, daar was geen ontkomen aan. De elektrische gitaar
van Onno, mijn oudere broer, bracht uitkomst in deze
loodzware opgave. Ik was door mijn broer ingewijd in de
eerste beginselen van het gitaarspelen en benaderde op
grond van deze bekwaamheid de twee klasgenoten waar ik in
die beginweken vriendschap mee had gesloten. Deze
aanvaarden opgelucht mijn voorstel om een
gelegenheidsformatie te vormen en aldus de avond tot een
goed einde te brengen. Wij hadden thuis de benodigde
attributen om deze hooggestemde ambitie waar te maken. De
echtgenoot van mijn oudste zus was in zijn diensttijd bij
de marine geweest en had op een van zijn Afrikaanse
zeereizen een tamtam buit gemaakt. Het exotische artefact
resideerde in afwachting van betere tijden zolang op mijn
zolderkamertje en stond mij dus vrijelijk ter
beschikking. |
|
Voorts hadden wij een oude middengolfradio
die als versterker kon dienen, een bandrecordermicrofoon
en natuurlijk de gitaar van mijn broer. Ons repertoire
bestond uit twee nummers die destijds in de toptien
stonden: het merkwaardig lijzige Youve got a
strang effect on me van Dave Berry en het
revolutionaire I cant get no
satisfaction van de Stones, een gewaagde keuze
gezien de christelijke signatuur van de school. Wij zijn
de avond niettemin zonder de aanzegging van hel en
verdoemenis doorgekomen. Daarmee was het heilige vuur
ontstoken. Muziek zou de komende jaren de dominante
factor worden. De toekomst was evenwel niet zonder
zorgen. Hans Verbrugge beroerde de tamtam. Wat als
werkwoord bedoeld was bleek in de praktijk een
bijvoeglijk naamwoord. Hans zelf was de eerste die dat
inzag en hing de trom aan de wilgen. John Schut, die zich
had ontfermd over de zangpartij, nam het vrijgevallen
ambt gretig over en vervulde vanaf dat moment een
dubbelfunctie. Mijn broer, die zelf al eens had
geëxcelleerd op het podium met gitaar, zang en
mondharmonica, bezag de wankele schreden van het prille
muziekgezelschapje vertederd aan en stelde voor daaraan
een derde man toe te voegen. De vriendin van zijn
kameraad André had een jonger broertje met een muzikaal
talent. Bovendien was hij in het bezit van een
fanfaretrom. Een kwaliteit die niet over het hoofd mocht
worden gezien. Alleen de leeftijd was bedenkelijk. De
beoogde kandidaat was slechts 12 jaar. Iets dat door
stoere kerels van in de dertien met gefronste wenkbrauwen
werd vernomen. Maar goed, de trommel vergoedde veel.
Spoedig daarna maakten wij kennis met de jongeling, Guus
Swerissen. Nog diezelfde middag werd hem door John zijn
trommel ontfutseld, die daarmee een verdubbeling van zijn
slagwerk bewerkstelligde. Van mij kreeg hij een gitaar in
de handen geduwd met de mededeling dat hij op de twee
dikke snaren de baspartij moest verzorgen. Op mijn beurt
droeg ik de eerste beginselen van het gitaarspelen over.
Al met al raakte de trommel in de vergetelheid, de bas
zou een levenslange liefde worden. Zijn latere buren
zullen wel blij geweest zijn met deze omscholing. Uit dat
eerste jaar is een klein fragment bewaard gebleven waarin
Guus, gewapend met een setje sambaballen, door mij
begeleid op akoestische gitaar een pastiche improviseert
met de kenmerkende intonatie van Bob Dylen: .....fragment 1: |
||||
Enige tijd later werd opnieuw door
bemiddeling van mijn broer een loot toegevoegd aan het
ontluikende muziekgezelschap. Een vriend en eertijds
bandgenoot van hem, Geoffrey Lutgens, had een
getalenteerd broertje dat net als ik het gitaarspelen van
zijn oudere broer had afgekeken. Het groepje had nu de
klassieke samenstelling van vier leden. In die tijd ging
het bestaan van een beatbandje als een lopend vuurtje
door de buurt. Zo bereikte de mare een oude bekende uit
mijn lagereschooltijd, Loek Wijchers. Hij was een paar
jaar ouder dan ik, bezat een rode Kreitler Floret en
bekleedde iets hopmanachtigs bij de Gereformeerde
Padvinderij die een clubhuis hadden aan de Monnikensteeg,
op een steenworp afstand van ons huis. Hij wenste ons te
arrangeren voor een vrolijk avondje in het padvindershonk
opdat de mannenbroeders ook eens kennis zouden maken met
het ware leven. De omgang met ons beviel hem zo goed dat
hij nadien bleef plakken en zichzelf na verloop van tijd
tot manager bombardeerde. Een taak waarin hij zich de
daaropvolgende jaren met verve zou kwijten. De toenmalige
samenstelling heeft kort bestaan. |
Het boterde niet meer met John, hij
verliet morrend het gezelschap om voor zichzelf te
beginnen. Mijn broer groeide in zijn rol als
hofleverancier en bracht een nieuwe slagwerker aan, Pim
Rijckschroeff. Hij kon niet alleen drummen maar was ook
in het bezit van een volwaardig drumstel. Daar John van
het toneel was verdwenen bleef Pim in het onbelemmerde
genot van zijn eigendommen. Tezelfdertijd kwam Guus op de
proppen met een school- en buurtgenoot van hem, Ben
Göbel, die de ontstane zanglacune zou opvullen. Tot dan toe had de zolder bij ons thuis als oefenruimte dienstgedaan. Het geluidsniveau bleef met een tamtam en een fanfare trommel binnen redelijke grenzen, ondanks de gitaarversterker van mijn broer wat in potentie wel een grote herrieschopper was. Met de komst van een heus drumstel voorzag ik toch wel een geluidsprobleem. Zover is het echter niet gekomen. Ten tijde van de personeelswisseling werd Guus op school benaderd door een leerling uit de examenklas. Een neefje van Willem Frederik Torck baron van Pallandt, die toen nog in zijn kasteel te Rozendaal huisde. |
|||
![]() |
||||
https://www.glk.nl/rosendael/kasteel-rosendael |
||||
Neef had vooruitlopend op de vuurproef die het einde van zijn schooltijd zou markeren, alvast een denderend examenfeest gepland in het koetshuis van het kasteel. Hij vroeg of wij die avond wilden optreden. Onze concerten gingen toen nog pro deo, maar de neef bood met aristocratische beminnelijkheid aan dat wij als tegenprestatie wel een paar keer in het koetshuis mochten repeteren. Wat bedoeld was voor een handjevol dagen, werd stilzwijgend week na week verlengd. Op zaterdagmiddag melden wij ons gewoonlijk rond twaalven bij de kasteelpoort. Na geruime tijd verscheen dan de | majordomus, gehuld in een okerkleurige stofjas, en overhandigde ons plechtig een loper van ongewone afmetingen waar het koetshuis mee kon worden ontsloten. Eind van de middag nam hij de sleutel weer met een vriendelijk knikje in ontvangst. Het werd van beide zijden routine die een paar jaar standhield, tot er abrupt een einde aan kwam door de samenloop van een onbezonnen daad en een ongelukkig toeval, maar daarover later. Uit die vroege periode is een foto bewaard gebleven van een optreden in de blokhut nabij Burgers Dierenpark. | |||
![]() |
||||
vlnr:
Ben Göbel, Arthur Lutgens, Pim Rijckschoeff, Menno
Walsweer, Guus Swerissen, 1966 |
||||
Op de zolder van de ouderlijke woning
lagen de slaapkamers van Onno en mij broederlijk naast
elkaar. De resterende zolderruimte diende aanvankelijk
als oefenruimte. Toen wij de adellijke huisvesting
aanvaarden toverde mijn broer de vrijgekomen ruimte om
tot clubhuis waar wij met de vriendenschare vrijwel
dagelijks sociëteit hielden. Wij voerden levendige
discussies met de wijsheid en het onbenul van de jeugd
over muziek, politiek, kunsten en wetenschap. In die
jaren werden er grote stappen gezet in de ontwikkeling
van de natuurkunde. De nieuwste wetenschappelijke
inzichten werden in Sciencefictieboeken gretig opgepikt
om er een bloedstollende roman omheen te componeren
waarvan het plot was terug te voeren op de spookachtige
verschijnselen van de kwantummechanica. Wij verslonden
die literatuur en verloren ons in allerlei wilde
speculaties en bizarre theorieën. Maar de meeste uren
gingen toch heen met schaken en het beluisteren van
jazzmuziek. Arthur, die het schaken nog maar net machtig
was, moest tussen de gelouterde spelers uiters behoedzaam
opereren. Dit mondde uit in een revolutionaire
ruimtelijke zienswijze. Hij verzette een stuk, maar liet
nog niet los waarmee de zet onheroepelijk zou zijn
worden. Hij hield de wijsvinger boven op het schaakstuk
en draaide al |
lopend een rondje om de tafel. Met het hoofd op bordhoogte speurde hij alle banen af. Ontwaarde hij gevaar dan klonk er een luid Aaahhh... en begon de procedure opnieuw met een andere zet. Een schaakpotje werd meestal aan de zijlijn gevolgd door drie of vier omstanders die en bloc partij kozen voor een van de twee spelers. Was je de sigaar dan kon alleen al je hand uitstrekken naar een bepaald schaakstuk een geweldig hoongelach uitlokken. Als de kansen keerde kon het gebeuren dat de meute op slag van loyaliteit veranderde. Troostend was het besef dat je bij de volgende partij zelf aan de kant stond te jennen. Dat was een goede leerschool voor de rest van je leven. Geopolitiek in het klein, als je aan de zijlijn uitdeelde moest je aan het bord kunnen incasseren. Voorts werden aan de tegenstander niet zelden waardevolle adviezen verstrekt. Op enig moment werd afgesproken dat het afgelopen moest zijn met de competitievervalsing. Sarren mocht maar voorzeggen niet. Toen er een dodelijke zet met het paard in het verschiet lag mompelde mijn broer duidelijk hoorbaar dikke Bonanza. Ach ja, in die tijd wist iedereen dat die figuur uit de populaire tv-serie Hoss heette, een verwijzing naar een paard. Ook die interventies moest je glimlachend zien te verstouwen. |
![]() |
||
![]() ![]() |
||
![]() |
![]() |
![]() |
zoldersociëteit in de tweede helft van
de jaren zestig op de Julianalaan te Arnhem |
In die begintijd van de
popmuziek bestond het vertier voor de jeugd voornamelijk
uit het bezoeken van een naburig clubhuis, café,
buurthuis of parochiezaaltje alwaar de uitbater op
zaterdagavond een bandje arrangeerde. Gedanst werd er
niet of nauwelijks. Het fenomeen bandje was
nog zo magisch dat het publiek zich voornamelijk in rijen
voor het podium stond te vergapen. Een hoogtepunt in dat
verband voltrok zich tijdens ons optreden in een
jeugdherberg ergens op de Veluwe, alwaar een gezelschap
van zon dertig Duitse schoolmeisjes bivakkeerde. De
pubers van een jaar of 13 stonden in de pauze joelend
voor het podium, ontblootte de armen en wensten daarop
een handtekening van de 15-jarige 'buitenlandse
artiesten'. Een eerbetoon dat mij later nooit meer ten
deel is gevallen. Naar verluidt siert in menige Duitse
huiskamer heden ten dage nog een arm op sterkwater de
schoorsteenmantel. |
In de loop van de zestigerjaren werd het
elektronisch orgel in de beatmuziek populair. Opdat ook
wij in de vaart der volkeren zouden opstoten kreeg ik
mijn ouders zover dat zij de piano uit de huiskamer
verkochten. Ik mocht van de opbrengst een tweedehands
orgeltje kopen. Toen de benodigde transacties achter de
rug waren bleek dat de pianolessen die ik op mijn negende
had ontvangen, bitter weinig hadden uitgehaald.
Bijscholing was gewenst. De verloofde van mijn jongste
zus, wist er wat op. Hij had op de Arnhemsche Courant een
collega die orgel speelde in de Arnhemse band The Moans.
Die kon mij wel wegwijs maken. Binnen een week stond Jaap
Dekker die later een |
beroemd boegi-woegi pianist en componist van filmmuziek zou worden - op de stoep, een goedgemutste spontane jongeman die wel bereid was een broekemans op weg te helpen. Ik kreeg een uurtje onderwijs in de fijne kneepjes van het blues effect zoals hij dat noemde. Mijn moeder serveerde onderwijl een kopje thee met een Lange vinger. Jaap klemde de 12 centimeter lange versnapering als een sigaar tussen de tanden, zette de wijsvinger op het andere uiteinde en schoof de gesuikerde stengel in één vloeiende beweging naar binnen. Een waar meesterwerk. Nog voor wij goed en wel bekomen waren was de les alweer teneinde. | ||
Niet lang daarna kwamen wij de befaamde pianist andermaal tegen. Te s-Gravenhage was de gerenommeerde muziekhandel Servaas gevestigd die de ganse Haagse muziekscene van instrumentarium voorzag. Behalve het drumstel was alles op de foto uit 1965 - de beide gitaren, de microfoonstandaards, de basgitaar en de versterker - in bruikleen van de oudere broers. Dat moest op termijn natuurlijk anders. Als voorbereiding daarop besloten Guus en ik een kijkje te nemen in het Haagse mekka. Niet om te kopen maar om te watertanden. |
![]() |
||
Koud stonden wij op een zonovergoten dag langs de A12 te liften of er stopte een oude Peugeot 403. Waarheen mannen? riep Jaap Dekker, die half opgerezen uit de stoel zijn hoofd uit het open dak had gestoken. Hij zelf moest naar Amsterdam en kon ons tot Utrecht onderdak bieden, daarna moesten wij maar verder zien. |
|||
Onderweg onthulde hij allerlei wilde ideeën. Zo droomde hij ervan om onder de motorkap een serie van twee of drie octaven claxons te monteren die hij met een pianoklavier op het dashboard al rijdend kon bespelen. Om het aanschouwelijk te maken gaf hij een demonstratie. De rechterhand snel bewegend over de hele breedte van de auto roffelden de vingers een swingende solo op de bovenkant van het dashboard. Dit schroefde hem zo op dat hij even later enthousiast op de chromen claxonring van het stuur het ritme meetoeterde van een aanstekelijk plaatje op de autoradio. De halve bol met het gouden Peugeotlogo in het centrum van het stuur sprong door het aanhoudende geweld uit de vatting. Jaap ving het behendig op en vervolgde zijn ritmische ondersteuning door het pronkjuweel in de cadans van de muziek steeds hogerop te gooien en weer op te vangen. Tot het onvermijdelijke gebeurde en de fraaie opsmuk | door het open dak verdween. Het heeft nog een tijdje over het asfalt achter ons aan gestuiterd. Even later werden wij opgeschrikt door een onverwachte manoeuvre. Jaap scheurde zonder waarschuwing of gas terug te nemen de oprit naar een motel op, stopte met piepende banden pal voor de ingang, verliet haastig het voortuig onder de onbegrijpelijke uitroep Effe slempen. Bedremmeld stapten wij ook maar uit en volgde hem naar binnen. Hij stond reeds aan de tapkast, wierp wat kleingeld op de toog en riep met stemverheffing het al even onbegrijpelijke Een kopstoot. De kastelein knipperde niet eens met de ogen en zette zwijgend een jonge jenever en een glas bier op de tap. Jaap wipte het jonkie soepel naar binnen, spoelde in een lange teug het biertje er achteraan en was alweer op weg naar de uitgang. Die dag voegden wij twee nieuwe woorden toe aan ons vocabulaire. | ||
Onze optredens speelde zich toentertijd voornamelijk af in eenvoudige lokaliteiten. 's Zomers werd de concertagenda aangevuld met optredens op Veluwse campings. Niet zo wereldschokkend allemaal, maar in Arnhem beleefden wij in 1966 de primeur van een fenomeen wat heden ten dage niet meer is weg te denken. De viering van Koninginnedag in Arnhem bestond destijds uit een aubade van schoolkinderen op de Grote Markt, een militaire parade en her en der wat marcherende fanfare-orkesten, koekhappen en zaklopen. Maar in de Kameleon, het enige jeugdcafé dat Arnhem rijk was, werd in 1966 van de middag tot middernacht een marathon van bandjes gehouden. Een vroege voorloper van wat later de grootschalige en alomtegenwoordige festivals zouden worden op de verjaardagen van het staatshoofd. De Kameleon was begin jaren zestig opgericht als besloten kunstenaarssociëteit, een vrijplaats voor studenten van de Arnhemse kunstacademie, het conservatorium, de toneelschool, de dansacademie en de academie voor bouwkunst. Later werd het een vrij toegankelijk café voor artistiekelingen, de tegenhanger van de met uitsterven bedreigde nozems ofwel de vetkuiven. Bekende kunstenaars als Klaas Gubbels, Jan Cremer, Pierre Courbois, Johnny van Doorn, Herman Brood en vele anderen, frequenteerden de soos. Ondanks ons verleden in burgermanszaaltjes voor feesten en partijen, was het onze manager gelukt dat wij in dit artistieke walhalla op die bewuste Koninginnedag onze opwachting mochten maken. Ja, verkopen kon je wel aan Loek overlaten. Wij waren ergens halverwege de avond aan de beurt en beleefden een zinderend optreden in de volgepakte sociëteit waar vrij bewegen niet meer mogelijk was. |
|||
![]() |
|||
Een
ijzerendeur gaf toegang tot de steile trap van het oude
kaaspakhuis naar de bovengelegen Kameleon aan de
Luthersestraat, een steegje tussen de Korenmarkt en de
Rijnstraat. Straatbeeld in 1964. |
|||
Vetkuiven werden in de Kameleon ten
principale niet toegelaten, wat voor de restanten van dit
archaïsche jeugdcultuurtje regelmatig reden was tot
relschoppen. Zo lezen wij in dagblad Trouw van 27
februari 1967:
|
|||
Een paar
maanden later sloot de Kameleon voorgoed haar deuren. Bij
een reünie van de voormalige Kameleonbewoners in 1986,
hield Johnny van Doorn een korte feestrede in het
Sonsbeekpaviljoen. Roep in de geest het sonore, brallende
stemgeluid in herinnering van de magnifieke dichter/
voordrachtskunstenaar, en houdt dit geluid in gedachten
bij het lezen van de slotzinnen:
|
|||
De prijzen van de muziekinstrumenten die wij in de winkel te Den Haag hadden waargenomen lagen ver buiten onze bekrompen middelen. Na verloop van tijd deed zich een buitenkansje voor. Van een paar muzikanten uit Arnhem-Zuid kon Guus tegen een schappelijke prijs een grote luidsprekerbox overnemen om zijn basvolume de plaats te geven die het verdiende. Op een doordeweekse dag haalden wij de nieuwe aanwinst op. Gezeten op mijn Puch, het gevaarte tussen ons ingeklemd, laveerden wij voorzichtig huiswaarts. Guus kon zich op de overgeschoten ruimte op de bagagedrager ternauwernood handhaven. Door prangend ongeduld konden wij niet wachten op | de
zaterdag en reden rechtstreeks door naar het kasteel. Op
ons herhaaldelijk aanbellen volgde geen reactie, niemand
thuis. Teruggekeerd bij de koetshuisdeuren duwden wij er
teleurgesteld maar eens tegenaan. De deuren waren twee
eeuwen geleden berekend op het ontvangen van een vierspan
met koets en bijgevolg enorm van afmeting. Het eeuwen
oude beslag vertoonde veel speling, ook de deuren zelf
hadden door ouderdom, houtrot en wormstekeligheid veel
van hun vroegere stramheid verloren en veerden gewillig
een eindje mee. Dat was hoopgevend, reeds na geringe
aandrang sprong de schoot uit de sponning en Sesam opende
zich.
|
||
![]() |
|||
Koetshuis kasteel Rosendael, onze
oefenruimte 1966/1967, https://commons.wikimedia.org |
|||
Eenmaal binnen waren wij vol verwachting
doende de zaak aan te sluiten toen de deuren andermaal
openzwaaide. In de deuropening verscheen de dreigende
gestalte van de onberispelijk geüniformeerde militair
die ons altijd wat schrik had ingeboezemd. De houwdegen
keek ons gramstorig aan, maakte rechtsomkeert en reed
even later zijn Moris Mini het koetshuis binnen. Wij
kenden hem wel. Dit was weer een andere neef van de
baron. Hij had ze in diverse pluimage en verleende ze
uiteenlopende gunsten. Deze mocht zijn bescheiden bolide
in het koetshuis stallen. De parkeeract was op de
zaterdagen al menigmaal vertoond, altijd met
demonstratieve afkeer. De krijgsman had de karige
versierselen van een onderofficier der Infanterie, maar
klemde niettemin parmantig een stafje onder de arm. Door
afkeurende blikken en bijpassende lichaamstaal had hij
ons steeds te verstaan gegeven dat wij hem een gruwel
waren. Wij verleenden hem op grond van zijn adellijke
vermaagschap en de aard zijner regiment de titel
Loopgraaf. Bij het verlaten van de ruimte viel zijn oog
op de naar buiten stekende tong van het slot, en hij
begreep. Er verscheen een duivelse grijnslach op zijn
gezicht. Hij monsterde ons nog een keer met een trage
blik en riep met een van vreugde overslaande stem
Aha, ingebroken hè! Ik zal zorgen dat jullie er
nooit meer inkomen. Die zaterdag belde ik met lood
in schoenen aan. De stofjas verscheen als vanouds, zonder
sleutel dit keer. De zandhaas had met goedgevolg zijn
relaas bij de baron gedaan. Ik zei nog wanhopig dat wij
alleen geprobeerd hadden of de deur op slot zat, pas ná
de openbaring van de vechtjas was ons de toedracht
duidelijk geworden. Het mocht niet baten, het was een
adellijk decreet dat niet voor beroep vatbaar was. |
|||
Gelukkig
hadden wij Wilbert Dijkers in ons midden - ook een
schoolgenoot van Guus - die net als onze aangewaaide
zakelijke belangenbehartiger aan de band was blijven
plakken, niet als musicus doch als artistiek begaafd
kameraad en manusje van alles. Hij hielp bij het opbouwen
van de installatie, deed de aan- en afkondigingen,
bedacht de naam van de band, ontwierp het logo, bediende
de lichtshow en verluchtigde bij gelegenheid de pauzes
met het voordragen van gedichten van John Lennon. Aan een
daarvan was ook onze bandnaam ontleend, Bernices
Sheep. Dichtregels die Wilbert ten diepste bewogen. De
eerste strofe is nog wel te volgen, halverwege de tweede
wordt het onbegrijpelijk. Dan volgen nog drie, hier niet
opgenomen strofes waar geen touw meer aan vast is te
knopen, maar Wilbert begreep het allemaal. |
Bernices Sheep I slapter
counting one be one Poem
'Bernice's Sheep', published in A |
||
De vader
van Wilbert was bestuurslid van de Rooms-Katholieke
Stichting Vacantie- en Vormingscentrum De
Hemelbergh te Schaarsbergen. Het hoofdgebouw was
een enorme negentiende-eeuwse villa. |
|||
![]() |
|||
Ansichtkaart van het hoofdgebouw van
jeugdherberg De Hemelbergh. Het gebouw is in de jaren
tachtig gesloopt, op de plek de Brandweerakademie
verrezen. |
|||
In de oorlog hadden de Duitsers in het
omringende bosrijke gebied een stuk of wat onderkomens
gebouwd die dienden als slaapplaats voor de militairen
van het nabijgelegen vliegveld Delen en de bunker
Diogenes. Bomvrije gebouwen met muren van 50 cm. dik en
stalen luiken voor de ramen. De opstallen waren vermomd
als woningen en boerenbedoeninkjes in de
Heimatschutzarchitektur, een klassieke bouwstijl verwant
aan de Delftse School in Nederland. Ja ja, de Duitsers
bouwden in de oorlog mooier dan wij ná de oorlog. |
|||
![]() |
|||
Juvis sacrum, onderkomen van de 3e
Jagddivisionvan van de Lufftwaffe te Delen in het zgn.
Divisionsdorf te Schaarsbergen (foto uit het dagboek van
een Duitse militair uit 1942, Museum Vliegbasis Delen |
|||
De slaapzalen waren nog aangekleed met de
stapelbedden uit de oorlogstijd en diende nu tot
nachtverblijf voor het katholieke jongvolkje. In de
nasleep van de voortschrijdende ontkerkelijking was de
belangstelling voor ingezegende slaapplaatsen afgenomen.
Niet alle gebouwen waren nodig voor de huisvesting en het
stichtingsbestuur bedeelde ons welwillend met een van de
paviljoens als oefenruimte. Zo verhuisden wij van de ene
versterkte vesting naar de andere. Om de grauwsluier van
de oorlog wat te verzachten had men in de jaren vijftig
de gebouwen van nieuwe namen voorzien, wit gekalkt en de
stalenluiken verwijderd. Gelet op het olijke devies boven
de deur van ons oefenlokaal had dit onderkomen indertijd
dienstgedaan als slaapplaats voor geslachtsrijpe jonge
knapen. |
|||
![]() |
|||
Voormalige slaapzaal van de Luftwaffe
cq. de Hemelbergh, onze oefenruimte 'Trekkerslust' te
Schaarsbergen, 1967 - 1969 |
|||
Op Internet kom ik ons paviljoen nog twee
keer tegen. Met die afrondende beelden is de ganse
gebouwhistorie in kaart gebracht, de begintijd, toen het
gebouw haar oorspronkelijke bestemming vervulde als
nachtverblijf voor de 3de Jagddivision van de Luftwaffe, en vlak
voor het einde in 1987 toen de onttakeling al begonnen
was. |
|||
![]() |
|||
Wisseling van de
wacht 1944, aankomst/vertrek van Luftwaffepiloten,
https://airbornearnhem.nl |
|||
Tussenbeide was het de langste tijd van
haar bestaan slaappaviljoen voor treklustige
Rooms-Katholieke adolescenten. Een keur aan potentiële
misdienaartjes die er na de menigvuldige nachtmerries van
de jachtvliegers, de slaap der onschuldigen sliepen,
tenminste als zij de verlokkingen van het devies boven de
ingang hadden weerstaan. Maar het hoogtepunt in het
45-jarige bestaan van het bouwwerk lag toch onbetwist in
de jaren 1967-1969. |
|||
![]() |
|||
Laatste stuiptrekkingen van
Trekkerslust in 1987, kort daarna is het pand gesloopt.
|
|||
Toen
Arthur een tijdje sabbatical vierde nam zijn oudere broer
Geoffrey de honneurs waar. De band waarin Geoffrey samen
met mijn broer Onno had gespeeld was al een tijdje
ontbonden. Het zal in die periode zijn geweest dat Loek
Wijchers, om ons aan de man te brengen, promotiemateriaal
begeerde. De keuze viel op een groepsfoto in
ansichtkaartformaat. Ik had de kaart al zo'n 55 jaar niet
meer onder ogen gehad en zag nu tot mijn stomme verbazing
dat wij daar met zn vieren opstaan. Arthur noch
Geoffrey staan op de prent terwijl ik |
toch zeker weet dat wij nooit in die geamputeerde samenstelling hebben gespeeld. Ik kan achteraf maar twee verklaringen bedenken, Arthur was al vertrokken, zijn broer was nog niet toegetreden en de kaart veelde geen uitstel, dan wel de bedenker en tekenaar van het decor, Wilbert, vond dat met de schapen op de achtergrond de ontbrekende persoonlijkheid voldoende in beeld was gebracht. Die achtergrondtekening was overigens een getrouwe weergave van de illustratie die John Lennon bij zijn gedicht Bernices Sheep had gemaakt. | ||
![]() |
|||
Vlnr:
Ben Göbel, Guus Swerissen, Pim Rijckschroeff, Menno
Walsweer, decor en foto: Wilbert Dijkers 1967 (Archief
Bart Kamps) |
|||
Hoewel van
huis uit bassist, was Geoffrey een begenadigd
gitaarspeler. Hij kwam bij ons als sologitarist een
tijdje de boel op stelten zetten. Het is een mirakel dat
hiervan 57 jaar na dato nog geluidsfragmenten bestaan.
Wij waren thuis zo gelukkig al in de jaren zestig over
een bandrecorder te beschikken, daaraan danken wij ook de
vroege opname van de Dylenpastiche. Bij de buren, de
familie Louppen, waren ze zelfs al aan de tweede
generatie begonnen. Huub, de jongste van het gezin was
van mijn leeftijd, sinds mijn vierde levensjaar mijn
buurjongen, vriend en - een decennium later - gewaardeerd
elektro- |
technicus
van de band. Hij dankte deze eretitel vooral aan de
onversaagdheid waarmee hij het onder stroom staande
inwendige van een versterker met de blote hand bevoelde
om een losse verbinding op te snorren. Was het mankement
gediagnosticeerd dan ging hij behendig in de weer met
schroevendraaier en soldeerbout. Hij kreeg hij van zijn
vader het beheer over de afgeschreven eerste
bandrecorder. Het apparaat was door Philips in 1952 op de
markt gebracht als magnetofoon, een term die je nu zou
associëren met de tijd van Edison. |
Huub maakte met de oude reproduceermachine
op gezette tijden een opname van onze optredens. Maar
zoals dat gaat werd de historische waarde op het moment
suprême niet onderkent. Na verloop van tijd werd er
gewoon wat anders overheen gezet, een jazzplaat, een
radioprogramma met Godfried Bomans of zomaar wat
prietpraat van ons zelf. Bij de ontruiming van mijn
ouderlijke woning doken de banden weer op en daar bleken
nog wat flarden op te staan. De banden hadden door
tientallen jaren materiaalverval veel van hun kwaliteit
verloren. Soms valt een heel frequentiegebied weg of het
geluid wordt nog slechts met horten en stoten
gereproduceerd. Meestal zijn het korte stukjes tussen
twee andere opnames in, zonder begin of eind. Wie de
opname vergelijkt met hedendaagse liveoptredens met
synthesizers, computers, een torenhoge muur aan
apparatuur, mengtafels en geluidstechnici, zal een
meewarige glimlach niet kunnen onderdrukken. Als ik het
vergelijk met de toenmalige liveoptredens van de groten
der aarde word ik toch wat milder. Ter vergelijking
hieronder een korte stukje van het legendarische concert
van de Rolling Stones in het Kurhaus te Scheveningen uit
1964 (fragment 2). Daarna volgen de verloren gewaande
opnames van het al even gedenkwaardig concert van |
![]()
|
....fragment 2: |
....fragment 10: |
|
.....fragment
3: |
....fragment
11: |
|
.....fragment
4: |
....fragment
12: |
|
....fragment
5: |
....fragment
13: |
|
.....fragment
6: |
....fragment
14: . |
|
....fragment
7: |
...fragment
15: |
|
....fragment
8: |
....fragment
16: |
|
....fragment
9: |
||
Wij waren in die tijd van alle markten thuis en wisselden tijdens een optreden nog wel eens van instrument. In fragment 6 bespeelt Guus het orgel en Geoffrey de bas, in fragment 8 verzorgt Guus de zang en Geoffrey pakt nogmaals zijn oude stiel op. In fragment 16 waagt Guus zich andermaal aan de zang en ontferm ik mij over de bas omdat Geoffrey het te druk heeft met solospelen. In fragment 15 ten slotte belet het solospelen hem niet om ook de zang voor zijn rekening te nemen. Mij staat bij dat ik in die tijd af en toe ook de slaggitaar nog wel eens ter hand nam. |
Eind 1967 veranderde de samenstelling van
de band ingrijpend. De exacte volgorde en het
tussenliggende tijdsverloop is mij ontschoten, de
personeelswisselingen als zodanig staan mij nog wel bij.
In de eerste plaats kwam Bart Kamps, een vaardig
trompetspeler, de gelederen versterken. Een schoolgenoot
van Wilbert die hem tijdens een free jazzsessie had
ontdekt. In die dagen stonden formaties met blazers in
hoog aanzien. De trompet, de opvolger van de bijbelse
bazuin die in dat tweedelige boekwerkje altijd zo
uitbundig schalt, mocht ook bij ons niet ontbreken. De
muren van Jericho waren er destijds mee geslecht, aan
Bart de taak om er een zaal mee plat te krijgen.
Aangestoken door het podiumsucces besloten Geoffrey, Pim
en Ben na hun schoolexamens het bandleven eraan te geven
teneinde hun welslagen te evenaren met een vervolgstudie
of een maatschappelijke |
carrière. Arthur was intussen weergekeerd
van zijn retraite. Opdat de wedergeboorte niet
onopgemerkt zou blijven verruilde hij de gitaar voor de
zang. De opengevallen plekken op gitaar en drums werden
ingenomen door een illuster duo waar ik nog slechts vage
herinneringen aan heb wegens hun kortstondige maar
tumultueuze aanblijven. Wat mij wel helder voor ogen
staat is op zeker moment hun aankomst bij de oefenruimte
te Schaarsbergen. Zij werden gebracht door een vriend in
een gloednieuwe huurauto, die nog net op tijd vlak voor
de ingang van onze oefenruimte tot staan werd gebracht.
Om indruk te maken, of uit gewoonte, sprong de chauffeur
op het kofferdeksel, stapte op het dak, stak over naar de
voorkant en vervolgde zijn weg over de motorkap naar de
voordeur. Wij, de oude garde, waren sprakeloos, de
nieuwkomers vonden het allemaal heel gewoon. |
Waar wij dit stel met
die naarling in hun kielzog hadden opgedaan weet ik
waarachtig niet meer, het eerste optreden met de nieuwe
lichting was daarentegen onvergetelijk. Wij speelden in
het monumentale Amsterdamse-School gebouw op het
schoolfeest van het Katholiek Gelders Lyceum aan de
Velperweg. Aanvankelijk leek er niets aan de hand maar
eenmaal op het podium geraakte beide artiesten in een
soort droomtoestand. Getooid met een gelukzalige glimlach
ging het allemaal een tikkeltje trager waardoor wij
gedwongen waren de nummers in verlaagd tempo ten gehore
te brengen. In de pauze waren zij nauwelijks
aanspreekbaar. Na lang aandringen werden wij gewaar dat
zij een weinig hasj hadden gebruikt en geheel volgens
plan lekker stoned waren. Onkundig van de werking der
geestverruimende middelen - wij waren nog niet droog
achter de oren werd besloten dat Wilbert erop
uitgestuurd zou worden om in het naastgelegen hotel
Tivoli een kan sterke zwarte koffie te versieren. Daar
zouden de heren wel van opknappen dachten wij.
Goedgemutst wilde het koppel ons wel tegemoetkomen met
het consumeren van het opkikkertje, van opknappen is het
nochtans niet gekomen. De perikelen zijn volledig aan het
publiek voorbijgegaan, getuige de recensie in de courant:
|
|
||
Pikant detail is dat de weigerachtige muzikanten onder leiding stonden van de getalenteerde sologitarist/zanger Ferry Hübner. Hij was destijds ook bandleider van de uiteengevallen groep van Onno en Geoffrey. Ik mocht als aankomende puber wel eens met Onno mee en kende | Ferry dus wel. Hij woonde bij Arthur om de
hoek, die was hem dus ook niet vreemd. Niettemin werden
wij enigszins vijandig bejegend, alsof er nog een oude
rekening open stond die plaatsvervangend op de twee
jongere broertjes werd vereffend. |
|
![]() .vlnr: Geoffrey Lutgens, Ferry Hübner, omstreeks 1963 toen zij samen speelden in de band The Country Boys, www.nederbeat.nl Op een zondagavond niet lang daarna stormde Huub de zoldertrap op. Zon 50 meter onder het gereformeerde padvindershonk, waarvoor Loek ons in der tijd had gestrikt, stond op de Monnikensteeg het Katholieke padvindershonk. Het was daar dat Huub een bandje hoorde spelen waarvan de gitarist het klaarspeelde om de onnavolgbare solos van Eric Clapton toch uit zijn gitaar te wringen. Meekomen! riep Huub tegen de aanwezigen, terwijl hijzelf alweer onderaan de zoldertrap stond. Toen het optreden van de driemansformatie teneinde liep begrepen wij uit de afkondiging dat dit hun laatste optreden was, de troep zou ontbonden worden. Bingo! riepen wij in koor. Terwijl het volk de blokhut verliet klampten wij de drummer en de gitarist aan met het aanbod bij ons te komen spelen. En zo is het gekomen dat Louk Matser, de gitarist die ons qua spel aan Geoffrey deed denken, en Toontje Freriks, de al even voortreffelijke drummer, werden ingekwartierd. De beiden ontspoorden hebben wij toen per ommegaande aan de dijk gezet. Ach ja, het waren eigenlijk beste kerels, maar wij wisten van toeten noch blazen over hun betrekkelijk onschuldige vermaak. In onze onwetendheid gingen wij ervan uit dat wij ternauwernood aan de misdaad waren ontsnapt, temeer daar de engerd met de huurauto daardoor ook van het toneel verdween. Van de toenmalige nieuwe bandbezetting met Bart, Louk en Toon is waarachtig een compleet nummer bewaard, alsmede een actiefoto die ook in het Arnhems Dagblad was verschenen. |
....fragment 17: |
||
![]() |
||
vlnr:
Menno Walsweer, Arthur Lutgens, Louk Matser, Toon
Freriks, Bart Kamps, Guus Swerissen. Foto: Arnhems
Dagblad 1968. Archief Bart Kamps |
||
Als ik nog
eens goed naar de foto kijk valt het mij op dat de
gelaatsuitdrukking van eenieder de verbeelding prikkelt.
Guus is uit volle borst bezig met de tweede stem, de
zangpartijen die hij altijd voor zijn rekening nam.
Arthur is met de eerste al klaar, of nog niet begonnen,
maar hoe dan ook, zijn gezicht drukt vlammende
verbijstering uit, Toontje kijkt of hij denkt 'Krijg nou
wat!', Louk buigt gegeneerd het hoofd, mijn gezicht staat
op onweer en bij Bart puilen de ogen bijkans uit de
kassen. Ik verbeeld mij dat zelfs de kop op de bassdrum
van Toontje wat uit zijn gewone doen is. Wat gebeurt daar
toch? Het is niet meer te achterhalen. Op de foto is ook te zien dat ik mijn instrumentarium had uitgebreid met een elektrische piano die op een statief boven het orgel uittorent. Onze nijvere manager Loek Wijchers ging voortvarend mee met de algehele vernieuwingsdrift van de laatste tijd en knoopte banden aan met Hans Kriek, de zanger en zakelijk manager van de Arnhemse band Crash Ltd. Aanvankelijk leek het erop dat Loek daarbij het onderspit zou delven, getuige het volgende couranten bericht dat naar aanleiding van het opzienbarende nieuws was verschenen:
|
||
In juli stond een optreden op de kalender
in de Eurobeurs, een drukbezocht zalencomplex in het
Arnhemse Spijkerkwartier. Het geval wilde dat Bart juist
in die periode een vakantie had gepland, maar geen paniek
zo verzekerde hij ons, hij had vervanging geregeld. Op de
muziekschool waar hij zijn blaastechniek cultiveerde
kende hij een jong talent, Riny Schreijenberg genaamd,
die bereid was voor hem in te springen. Het betrof een
veelbelovend knulletje dat zonder repeteren zijn partij
kon meeblazen. Kende hij het nummer van de radio dan
hoefde we er geen woord over vuil te maken, kende hij het
niet dat was het opsommen van het akkoordenschema
voldoende voor een vlekkeloze uitvoering, aldus Bart. Enige tijd voor het aanvangsuur melden wij ons met de VW-bus bij de ouderlijke woning in Arnhem Zuid om hem in te laden, maar dat ging zomaar niet. Wij werden binnen genodigd en kregen te verstaan dat wij zoonlief een avondje mochten lenen onder de voorwaarde dat hij onder ouderlijk toezicht bleef. Daar wij geen snode voornemens hadden was dat geen beletsel. De knaap stapte monter in de bus en op de brommer van pa sjeesden de ouders achter ons aan om zich even later op twee keukenstoelen naast het podium te posteren. Die maandag verscheen in het wekelijkse beatverslag van het Arnhems Dagblad de volgende zinsnede:
|
Een bericht dat niet zonder gevolgen
bleef. Binnen een jaar werd hij door Willem Duys, die
kennelijk geabonneerd was op het Arnhems Dagblad, in zijn
legendarische televisie programma 'Voor de vuist weg'
gelanceerd en speelde daar onder zijn inmiddels
aangenomen artiestennaam Marty, zijn eerste hit,
Maanserenade. De titel van de B-kant is ongetwijfeld een
verwijzing naar zijn eerste publiekelijke optreden in de
Eurobeurs waar hij schatplichtig aan was.![]() |
|
Daarna
maakte hij talloze succesvolle singles en bijna 40 Lp's,
die ik hier niet allemaal zal laten horen. Hij bewoog
zich in het smartlappen- en Nederlandstalige
muziekwereldje, componeerde, produceerde en ontdekte
nieuw talent, waaronder Frans Bauer. Aan dit alles heeft
Bart echter geen schuld, wij kijken hem er niet op aan. |
||
Intussen
hadden de managers Loek en Hans het plan opgevat de
zakelijke samenwerking tussen Bernice's Sheep en Crash
Ltd door te trekken naar het podium. Zij bedachten een
gevarieerd en avondvullend programma dat werd verkocht
onder de titel De Popcolour-Lightshow. Een nadere
toelichting op het programma kan ik ontlenen aan twee
courantenberichten die bij de introductie verschenen:
Een paar dagen later wordt in een tweede artikel nogmaals aandacht besteed aan de gebeurtenis:
Het programma werd later
nog iets bredere dan hier vermeld. In de meest
uitgebreide versie van de show brachten Louk, Guus en
Toon ook nog als de driemansformatie Stage Movement
nummers van Cream ten gehore. Later werd aan het
programma nog een onderdeel toegevoegd, protestzanger
Guillaume. Dit was de gitarist van Crash, die gewoon
Willem heette en in z'n eentje met akoustische gitaar de
wereld aanklaagde. |
![]() |
![]() |
![]() |
Bernice's
Sheep, waaronder begrepen driemansformatie Stage Movement. Foto: Onno Walsweer |
Beatgirls Free action | Crash Ltd, waaronder begrepen protestzanger Guillaume |
In die
prille dagen van de Popcoulor-lightshow werden wij door
de Arnhemsche Courant benaderd met de vraag of zij een
interview mochten afnemen. Wij waren de beroerdste niet
en betoonden ons grootmoedig door wat tijd in te ruimen.
Voorafgaand aan het interview overlegden wij wat te doen,
een serieuze muziekbeschouwing ophangen en de
intellectueel uithangen, of het toendertijd onder
artiesten populaire ten beste geven van onbenullige
niemandalletjes. Zoals uit het artikel blijkt is het dat
laatste geworden. |
||
![]() |
||
.Arnhemsche Courant, 1968 (Foto: Onno
Walsweer) |
||
Ik vond op de oude magneetbanden van Huub een aankondiging van Wilbert Dijkers, ons artistiek duizend-dingen-doekje. Hij betreedt op het einde van een voorstelling het podium om er kond van te doen dat het gedaan is met de pret, de laatste ronde zogezegd. Hij besluit met de oproep ... ach, luister ook zelf maar: |
..fragment 18: |
|
Onze zoektocht eindigt als Bart op de muziekschool kennis maakt met Guus Tangelder, een 17-jarige saxofonist uit Terborg. Vanaf dat moment is Bernice's Sheep een 7-mansformatie. Guus T. is een virtuoos saxofonist waar wij en het publiek veel plezier aan hebben beleefd. Hij zou later uitgroeien tot een beroemd jazzmusicus, studeerde aan het conservatorium in Arnhem, wordt daar zelf docent, richt o.a. de vermaarde Guus Tangelder BigBand op, krijgt vele prijzen en is intussen een begrip in de jazzwereld in binnen- en buitenland. Omstreeks dezelfde periode besloot Toon te stoppen met drummen. Guus T. bewees opnieuw zijn waarde door zijn drummende streekgenoot Ted van Hoorn te introduceren, een waardig opvolger van Toon. |
||
Ach ja,
Toontje. Hij kon niet alleen voortreffelijk drummen maar
bezat nog andere waardevolle talenten. Zo kon hij een
soort brabbeltaal uitslaan waar af en toe een
verstaanbaar woord doorheen werd gehusseld. Dit klonk zo
natuurlijk dat de argeloze luisteraar niet kon bevroeden
dat hij belazerd werd en meende met binnensmonds
gesproken dialect van doen te hebben. De welvoeglijkheid
gebood dan dat er met een beleefd 'wablief?' geantwoord
werd. Als dit na de zoveelste keer geen opheldering
verschafte liet men het doorgaans bij neutraal gehum,
soms werd de toon ruzieachtig. Als mijn ouders op
zomervakantie waren was het drie weken zoete inval op de
Julianalaan. Wij vertoefden dan met de hele meute niet op
de zolder maar in de huiskamer waar menigeen de nacht op
de bank of slapend op de vloer doorbracht. Laat op de
avond kwam Toon op het idee een willekeurig
telefoonnummer te draaien en begon een monoloog in
onvervalst koeterwaals. Wij moesten de kamer uit om
geproest op de achtergrond te voorkomen. Huub legde |
alles met
de magnetofoon vast zodat wij achteraf onbekommerd kennis
konden nemen van de hilarische gesprekken. Ook deze stond
op zijn repertoire: ......Goedenavond, met Willem, is Gerard thuis? ......... Gerard? Ik ken geen Gerard. ......Ach, dan heb ik het verkeerde nummer. ......... tien.minuten later: ......Hoi, Leo hier, mag ik Gerard even? ......... weer tien minuten later: ... ..Hallo, u spreekt met Hans, is Gerard in de buurt? Dit ging met groeiende irritatie aan de andere kant van de lijn een keer of zes zo door. En dan het klapstuk: ......Goedenavond, met Gerard, is er nog voor me.gebeld? Het daaropvolgende twistgesprek werd door Toon weer in zijn bekende Bargoens gevoerd, wat de feestvreugde nog eens verdubbelde. |
|
![]() |
Arnhem kende in de jaren zestig drie regionale couranten: het Arnhems Dagblad, de Arnhemse editie van Het Vrije Volk en de Arnhemsche Courant. Het archief van Bart bevat voornamelijk recensies uit het Arnhems Dagblad 1968 en verder. Mijn eigen archief van voor- en na 1968 met recensies uit de overige bladen is verloren gegaan, daar kan ik niet meer uit putten. Wat ik nu in het archief van Bart aantref is allemaal positief tot zeer lovend. De herinnering aan deze lokale maar succesvolle status was bij mij na al die jaren wat weggezakt en het trof mij aangenaam. Ja ja, wij waren een factor van belang, getuige het alarmerende bericht in de courant waarin een lichte ongesteldheid van onze drummer na een avondje zwaar tafelen tot 'ernstig ziek' uitgroeide. Tegenwoordig is zo'n bericht alleen weggelegd voor wereldsterren en Frans Bouwer. Tot mijn genoegen blijkt het archief van Bart ook aankondigingen en affiches te bevatten. Hij had her en der aansprekende pamfletten van de muur gepeuterd. Zo had men bij 'Club Square' zich verstout ons aan te kondigen als 'Nederlands grootste show'. Dit is met een sisser afgelopen. Het heeft bij mijn weten niet tot rechtszaken of gijzeling geleid. |
|
.Arnhems Dagblad. Archief Bart Kamps | ||
Van onze Duitse avonturen is een plakkaat bewaard met de onweerstaanbare aanbeveling '6-Mann-Soul-Group aus Holland'. Hoewel succesvol hebben wij daar helaas niet het déjà vu mogen beleven van opgewonden jonge juffrouwen met opgestroopte mouwen. |
||
![]() |
![]() |
|
![]() |
![]() .Archief Bart Kamps.. |
|
Door Klup universal werden wij aangekondigd als een geweldige soul-protest EXPLOSION. Het protestgedeelte kwam voor rekening van Armand en zijn st. Armand fanfare, de beroemde protestzanger die met zijn hit 'Ben ik te min' te hoop liep tegen de klassemaatschappij. Van de weeromstuit verkeerde hij in een permanente staat van high-zijn en verhief zichzelf daarmee tot de hogere stand. Toen de avond
teneinde was en wij de boel weer opruimden slingerde er
nog een set resevesnaren rond van Armand, die intussen al
dampend huiswaarts was vertrokken. Louk, zijn gitaar nog
in de hand keek er een poosje peinzend naar, humde toen
het refrein van 'Ben ik te min', schudde ontkennend het
hoofd en borg de snaren tevreden in zijn gitaarkoffer.
Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat er enig Randstedelijk dedain doorklinkt in de laatste twee zinnen van het artikel: 'die boertjes daar in de provincie zullen nog raar opkijken', terwijl Rotterdam pas 250 jaar ná het Gelderse Zutphen stadsrechten verkreeg, maar dit terzijde. Op dezelfde dag verscheen in het Arnhems Dagblad de volgende aankondiging, twee dagen later gevolgd door de recensie:
|
||
![]() |
||
.Arnhems Dagblad, 26 oktober 1968. Archief Bart Kamps | ||
![]() |
||
.Arnhems Dagblad, 28 oktober 1968.
Archief Bart Kamps |
||
Wij
mochten ons die zondag inderdaad verheugen in een warm
onthaal en toejuichingen terwijl Blue Cheer - naast wat
zuinig applaus - vooral boegeroep en afkeurend gefluit
ten deel viel. Wij deelden met de Amerikanen de
kleedkamer. Ondanks het verschil in appreciatie van het
publiek leden de onderlinge verhoudingen daar niet onder,
wij konden goed met de overzeese knapen overweg. De enige
onbalans was wellicht dat wij aan hùn een handtekening
vroegen terwijl het eigenlijk andersom had moeten zijn. Voor Wilbert was het eveneens een memorabele dag. Hij heeft in al die jaren tweemaal de krant gehaald met zijn lichtshow, wat een groot woord is voor wat wij te bieden hadden. Vier vurenhouten kratjes van 100x30x30 cm. Op de bodem hadden wij wat fittingen met 100 watt lampen gemonteerd. De bovenkant van de kratjes was afgedekt met gekleurde celluloidvellen wat aan de show het coloriet verschafte. In een platte houten koffer waren lichtschakelaars geplaatst waarmee de lampen aan- en uit konden. Aan Wilbert de taak deze zodanig te bedienen dat het de muziek ondersteunde. Bij alle kunstzinnige kwaliteiten van Wilbert ontbeerde hij echter ieder ritmegevoel. Hij volvoerde zijn taak naar beste kunnen door de knopjes zo snel mogelijk aan- en uit te schakelen, wat te Zutphen in hoge mate de goedkeuring wegdroeg van het Arnhems Dagblad. De tweede keer dat hij de krant haalde was toen zijn ijver de materie te machtig werd en de zaak vlamvatte. |
![]() Handtekeningen van de bandleden van Blue Cheer. Archief Bart Kamps ![]() Arnhems Dagblad, maart 1969. Archief Bart Kamps |
Van de
toenmalige band heeft mijn broer een fraaie portretserie
gemaakt. Daar danken wij het aan dat we nu op ons gemak
nog eens kunnen bestuderen hoe het er allemaal uitzag
(met dank aan het archief van Bart). |
Het voelt als gisteren maar de
werkelijkheid is hard en onverbiddelijk. Louk, destijds
de enige van ons die geen scholier was maar al een baan
had, is opnieuw voorloper. Kortgeleden vernam ik het
verdrietige nieuws dat hij een paar jaar geleden is
overleden. Van zijn Cream-vertolkingen is slechts één
piepklein fragmentje op de banden van Huub bewaart
gebleven, maar het is ruimschoots voldoende om te horen
wat hij vermocht! De zang komt ook voor zijn rekening, de
tweede stem wordt uiteraard door Guus verzorgd. ...fragment 19: Het is aangrijpend om Louk te horen zingen: We'l have a sleepy time time, ... sleepy time, time... sleepy time time overtime Slaap zacht oude kameraad! |
![]() Louk Matser..................... |
|
![]() |
![]() |
![]() |
....Bart Kamps |
....Arthur Lutgens | ..Guus Tangelder |
![]() |
![]() |
![]() |
.Menno Walsweer | .Ted van Hoorn | Guus Swerissen |
Elton John, Jules Deelder, Bono, vele anderen en godbetere Dion Graus, zij allen dragen ook binnenskamers en in de avond een zonnebril. Wat al deze lieden bezielt weet ik natuurlijk niet, maar zoveel jaar na dato vermoed ik dat bij mij het misverstand had postgevat dat een artiest met zonnebril als een flinkere vent oogde dan hij in werkelijkheid was. Bij Guus heeft mogelijk de onvoorspelbaarheid van het weer meegespeeld. Hij was op alle weersomstandigheden voorbereid. Van de 7-mansformatie heb ik ook nog oude geluidsfragmenten teruggevonden. Hiervoor geldt net als bij de opnames met Geoffrey, dat de magneetbanden onder de inwerking van c.a. 60 jaar veroudering ernstig hebben geleden, maar alles bijeengenomen geeft het veelal vervormde geluid toch een aardige indruk van wat er destijds zoal op het podium gaande was. |
.....fragment 20: |
....fragment 26: |
|
.....fragment
21: |
....fragment
27: |
|
.....fragment
22: |
....fragment
28: |
|
.....fragment
23: |
....fragment
29: |
|
.....fragment
24: |
....fragment
30: . |
|
....fragment
25: |
Als ik
beweer dat Wilbert destijds een groot liefhebber was van
de Beatles, dan doe ik hem ernstig tekort. Het grensde
aan verafgoding. Hij zou dan ook onbedaarlijk hebben
genoten van het courantenbericht dat ik onlangs op
Internet heb gevonden; dat zijn Bernice's Sheep nog eens
náást zijn idolen in de courant zouden staan! Het
bericht illustreert op aansprekende wijze in welke vroege
fase van de beathistorie wij figureerden. Het artikeltje
over de Beatles rept euforisch van 'wereldschokkend
nieuws' bij de aankondiging van het concert in de
Londense Royal Albert Hall. Het daarnaast geplaatste
bericht meldt niet minder juichend 'dat er in Venlo grote
dingen staan te gebeuren op popgebied', de komst van de
Popcoulor-Lightshow. Ach ja, enig verschil is er
natuurlijk wel, maar het uitroepteken in de courantenkop
hebben we gemeen, dat dan weer wel. |
||
![]() |
||
.De Nieuwe Limburger, 16 oktober 1968,
www.delpher.nl |
||
Met de
drummers was het een komen en gaan. In den beginne was
daar John Schut, toen kwam Pim Rijckschroeff, Toon
Freriks, Frits Polman en vervolgens Ted van Hoorn. De
ouders van Ted hadden een café annex kegelbaan- en
zalencentrum in de Achterhoek, te Gaanderen als ik mij
niet vergis. Wij hebben daar ook nog eens gespeeld, een
thuiswedstrijd voor Ted en Guus, wat aan de toejuichingen
voor het tweetal was te merken. |
||
Niet lang nadat Ted bij ons was gekomen, is hij gaan werken in het ouderlijke horecabedrijf waardoor zijn weekeinden al drukbezet waren. Wij moesten in de nadagen van ons bestaan andermaal omzien naar een nieuwe trommelaar. Zo is Jos Brouwer op ons pad gekomen, een bohémien die zonder school- of werk al pierewaaiend zijn dagen vulde. Zoals god de aarde schiep in zes dagen, zo baarden wij met hetzelfde gemak evenzovele roemrijke drumverledens. Van hem (Jos) zijn geen actiefoto's beschikbaar, maar jaren nadat de band gestopt was zijn we nog een keer bijeengeroepen om onze kunsten te vertonen. Louk was, naast zijn andere muzikale activiteiten, ook gitarist bij de Harlem Handfats, een band die zich had toegelegd op het vertolken van de oorspronkelijke bluesmuziek van rond 1920-1950. Zij vierden hun eerste lustrum en hadden groots uitgepakt met een reünie van de Arnhemse groepen Makin en Bernices Sheep. De hoofdattractie waren zij natuurlijk zelf met een cabaretesk programma. In de Nieuwe Krant was een halve pagina aan de gebeurtenis gewijd met een foto van de opgedraafde oudgedienden van Bernices Sheep. Zo is het ons toch nog vergund een blik op de beeltenis van Jos te werpen. Ook worden wij gewaar dat maar liefst vier van ons zich in de tussentijd een baardje hadden aangemeten. Van zonnebrillen was geen spoor meer te bekennen. | ![]() vlnr: Bart Kamps, Guus Swserissen, Jos Brouwers, Menno Walsweer, Arthur Lutgens, Guus Tangelder, Louk Matser. De Nieuwe Krant, 23 januari 1973, Archief Bart Kamps
|
|
Voorafgaand aan de reünie in 1973 had zich uiteraard het sluitstuk voltrokken. Zoals aan al ons wel en wee, werd ook hieraan een episteltje in de courant gewijd. De daarin genoemde redenen om te stoppen waren in mijn herinnering niet de oorzaak. Die was gelegen in het feit dat voor de meesten van ons het einde van de middelbare school of het begin van de militaire dienstplicht zich aandiende. Er zou voortaan gestudeerd dan wel gemarcheerd worden. Bart had intussen de militaire |
plichten vervuld en ging naar de Hogere Bosbouwschool en een jaar later naar de HEAO, Louk had de studie LO-akte Tekenen opgepakt, Arthur ging voor MO-Wiskunde, Guus S. ging, na zijn diensttijd, naar de HEAO, Guus T. naar het conservatorium, Huub, na zijn diensttijd, naar de HTS en Wilbert naar de kunstacademie. Ikzelf stortte mij op de MO-akte Staathuishoudkunde, zoals de landseconomie toen deftig werd genoemd. En Jos? ... Jos pakte zijn pierewaaien weer voltijds op. |
|
![]() |
||
.Arnhems Dagblad, 25 april 1969 |
||
Om het toegestroomde publiek er op te
wijzen dat men de blik van het podium kon wenden ten
einde zich naar de bar te reppen, kondigden wij onze
pauzes aan met een korte jingle, een thema ontleend aan
een jazznummer van Dave Brubeck. Nu wij kennis hebben
genomen van het overlijdensbericht van Bernice's Sheep is
dit het gepaste moment om er nog een keer naar te
luisteren: |
....pauzejingle: |
|
![]() Op het verlaten podium kon het instrumentarium zich plaatsvervangend verheugen in de bewonderende blikken van de harde kern van de fanclub Onze geluidsinstallatie was in de loop der jaren van tamtam en oude radio uitgegroeid tot professioneel instrumentarium. Naar hedendaagse begrippen bleef het echter bescheiden in omvang. Het geheel, inclusief bijbehorende bemanning, paste in een volkswagenbusje. Het is nauwelijks te bevatten, dit alles is al zo lang geleden dat het nog de eerste generatie VW-bus betrof, de museale oldtimer waar tegenwoordig een vermogen voor wordt betaald. In het bestuurderscompartiment zat een vaste bank, de laadvloer daarachter was aan de zijkant bereikbaar door dubbele openslaande deuren, daarachter zat nog een stukje verhoogde laadvloer waar de motor onder huisde. De ruimte tussen het motorcompartiment en het dak werd volgestouwd met drumstel en gitaren. De vloer bij de klapdeuren werd opgevuld met versterkers, de elektrische piano, het orgel en de luidsprekerboxen. Dan resteerde tot het dak ongeveer 80 cm. In die claustrofobische ruimte moesten vijf personen een goed heenkomen zoeken. Bart was onze vaste chauffeur. Op de voorbank namen nog eens vier personen plaats die, om de carrosserie niet aan een drukproef bloot te stellen, bij toerbeurt mochten inademen. Eén zat links van de bestuurder, twee moesten zich ter rechterzijde zien op te vouwen. Daardoor was de bewegingsruimte zo krap dat Bart het koppelingspedaal en de versnellingspook niet meer kon bedienen. Als daar toch actie geboden was riep Bart met stentorstem koppelen en vervolgens 1-, 2- of 3, al naar gelang, waarop achtereenvolgens de eerste en de tweede machinist hun taken volvoerden. |
![]() |
![]() |
Het oermodel van de iconische VW-bus de
zogenaamde T1, geproduceerd in de jaren 1950 - 1967 |
Zo zijn wij zonder brokken of politionele aanhoudingen het hele land en een stuk van Duitsland doorgetoerd. Je zou het er benauwd van krijgen, maar ja, als je jong bent maal je daar niet om. Die busjes werden gehuurd bij Hendriks & Zeuner, een garagebedrijf op Monnikenhuizen waar men ons bij voorkeur met de oudste exemplaren opzadelde. Het is wel voorgekomen dat Bart eerst met een moker de half doorgeroeste laadvloer op draagkracht beproefde. Het voertuig moest nog dezelfde dag weer terug om te voorkomen dat er dubbele huurpenningen in rekening werden gebracht. Na gedane zaken brachten wij | daarom in het holst van de nacht de
pakezel weer terug naar de stal. Met een plukje van een
man of vijf zes wandelden wij daarna via Hoogte 80
huiswaarts. En daar ontstond een mooie traditie. Op de
top van de hoogte staat een zogenaamde oriëntatietafel
waarop je kunt zien welk uitzicht je in de verschillende
windrichtingen kunt waarnemen: recht vooruit, zo`n 60
meter lager, het oostelijke deel van Arnhem, verder weg
de IJssel en de Liemers. Aan de horizon op heldere dagen
de heuvelrug van Montferland en in de verte een vermoeden
van de steden Kleef en Nijmegen. |
![]() |
Hedendaagse
foto van de oriëntatietafel op Hoogte 80. De
uitzichtbenemende bosrand bestond in onze
tijd nog niet, toen had je nog het onbelemmerde
vergezicht op de stad en het ommeland. |
s Nachts was het alom duisternis.
Bart droeg zijn trompet als een kostbaar juweel in een
fraai koffertje weer mee terug naar huis. Ter hoogte van
het gemetselde uitkijkpunt werd het foedraal ontsloten en
kwam het instrument tevoorschijn. Hij beklom het ronde
plateau in het midden van het uitkijkpunt terwijl ter
weerszijde van hem de rest van de troep een plaatsje
zocht op de stenen vleugels. En dan begon het feest. In
de doodse stilte van de nacht doorkliefde de zilveren
tonen van zijn klaroen het zwerk met het gedragen Il
Selenzio. . |
Wij stonden zwijgend in de houding en
urineerden vanaf de muurtjes dat het een lieve lust was.
Geen ordinair wedstrijdje ver plassen, maar gewoon
beschaafd de blaas ontlasten. Op enige afstand achter ons
waren de contouren zichtbaar van de flatgebouwen die aan
de rand van de wijk Monnikenhuizen staan en die wij goed
in de gaten hielden, want na de eerste strofe van het
droevige thema zag je zo her en der dat er licht in de
slaapkamers werd ontstoken. Dan was het tijd om te
vertrekken. Als alle gulpen weer ordentelijk waren
toegedaan wandelden wij rustig keuvelend naar huis over
de toen nog onbebouwde woeste gronden met heidevelden en
een enkele struik. Alleen Bart betoonde zich soms wat
ongedurig, híj kon pas thuis. Halverwege wordt de hoogte doorsneden door de Burgemeester Bloemersweg, en daar was het dat ik voor |
het eerst kennisnam van de ingebouwde
vlammenwerper waar wij allen over beschikken. Louk zakte
op het plaveisel wat door de knieën, boog ver voorover
zodat hij de wereld tussen de benen door op de kop
waarnam en hield een brandende aansteker bij het
strakgespannen kruis van zijn broek. De geweldige
steekvlam die de verbijsterde flatbewoners die nog voor
de ramen stonden waargenomen moeten hebben, houden tot op
de dag van vandaag de verhalen gaande over de wonderlijke
verschijnselen op Hoogte 80 in de jaren zestig. Ook voor mij was het een
openbaring. Zoals iedereen, kende ik van kindsbeen af de
penetrante kwaliteiten van de geruchtmakende
kanaalontluchting, van de hoge calorische waarde had ik
geen benul. Zo zie je maar dat spelen in een bandje niet
alleen leuk is, maar ook leerzaam. |